Een bijzonder boek van een bijzondere auteur en geïllustreerd door zijn minstens zo bekende kunstenaar-viend Willy Sluiter. Hetgeen blijkt uit onderstaande epiloog die bij deze uitgaven werd gevoegd:
EPILOOG.
Willy Sluiter.
DE TEEKENAAR: “Dit is m’n laatste biidrage!”
DE SCHRIJVER: “Ik heb je om ’n krabbel van jezelf gevraagd, nadat je al de vorige hoofdstukken met een van je penteekeningen verlucht hebt. Waarom zou ’t je laatste ziin?”
DE TEEKENAAR: “Zóó bedoel ik ’t niet!”
DE SCHRIJVER: “Ik immers evenmin.”
DE TEEKENAAR: “Wat bedoel je dan?”
DE SCHRIJVER: “Dat de voorbij-gangers elkaar blijven opvolgen. Belangrijk en schijnbaar onbelangrijk; bekend bij de menigte, of bekend bij slechts enkelen; eerste figuren en personen van het tweede, of van ’t geheel geen plan …”
DE TEEKENAAR: “Dus ga je d’r mee verder?”
DE SCHRIJVER: “Ik? Of ’n ander! …. Jij? Of ’n ander !… Altijd zullen er schriivers zijn, zonder tot mémoiristen te ontaarden, die hun persoonlijke herinneringen als aanteekeningen te boek stellen. Altijd zullen er teekenaars zijn, die hen daarbij behulpzaam willen ziin. En altijd nieuwe reeksen voorbiigangers, voorbijgangers, voorbijgangers ….”
DE TEEKENAAR: ‘Een vervolgwerk dus?”
DE SCHRIJVER: “Tegen dien tijd, vriend, behooren wijzelf misschien tot die voorbijgangers.”
‘s-Gravenhage, 1925