Carel Bernardus ( Charles ) Dankmeijer (naamvariant: Carel Bernardus Dankmeyer; signeerde met Ch. Dankmeijer) werd geboren in Amsterdam op 8 april 1861 en in Scheveningen overleden op 11 maart 1923.

In Amsterdam volgde hij tekenlessen bij ‘Felix Meritis’ en vertrok daarna (in 1881) naar Antwerpen, waar hij les kreeg van Ch. Verlat aan de Antwerpse Akademie. Hier behaalde hij de Prix d’èxellence. Van 1882 –1986 studeerde Dankmeijer aan de Rijks Akademie te Amsterdam o.l.v. August Allebe.

Vervolgens toog hij naar Laren waar hij onder andere van Anton Mauve de nodige adviezen kreeg. Daarnaast kreeg hij adviezen van Théophile de Bock en Charles Vervat.

Achtereenvolgens verbleef hij in Den Haag, Laren, Renkum, Leiden en Oosterbeek. Ook maakte hij diverse reizen naar Vlaanderen, Frankrijk en Italië.

Charles Dankmeijer schilderde, tekende, aquarelleerde en etste genrestukken, figuurvoorstellingen, (rivier)-landschappen, stads- en dorpsgezichten, stillevens en marines.

Hij gaf les aan Martin van Waning en Johan Vlaanderen.

Dankmeijer was lid van de Haagse Kunstkring (en oprichter).

In Oosterbeek betrok Dankmeijer in 1896 het huis ‘de Parre’ (waar voorheen Bilders woonde) aan de Benedendorpseweg. Hij was een kleine magere en bewegelijke man, met ruige wilde haren en met verf besmeurde kleding. Uit de kleuren op zijn jas kon men zijn kleurvoorkeuren afleiden. Om zich heen zag hij alles gekleurd en in beweging en deze visie op mensen, natuur en voorwerpen vond zijn weerslag in zijn vaak wild impressionistische doeken. Aanvankelijk schilderde hij in grijze tonen, later koos hij voor een sprankelende coloristische overdaad. Vormen waren voor hem minder belangrijk of werden losjes geaccentueerd, hij moest het niet hebben van expressieve kracht maar des te meer van toon en kleur. Een kenmerkende anekdote voor hem was een dialoog in een dorpskroeg waar hij een nog nat, juist gemaakt schilderij liet zien. Commentaar van de aanwezige gasten was ondubbelzinnig: ‘Hé Dankmeijer, die vrouwspersoon op het schilderij is groter dan het hele huis’, ‘Hoezo, welke vrouw?’, ‘Daaro!’, ‘O?’. ‘Dat maakt niks uit. ’t Draait om haar blauwe schort. Als jullie ze te groot vindt is ’t een klein kunstje om de kop er af te schilderen’. En met zijn vinger versmeert hij de kop met de bruine kleur van het dak.

Bij zijn overlijden wordt door zijn vriend Ben Viegers de zorg over zoon Bob overgenomen die als pleegzoon in het gezin Viegers opgroeide.

Vermeld in Scheen, Witt Checklist.

Toont alle 3 resultaten

Filter»

Dankmeijer, Charles

Carel Bernardus ( Charles ) Dankmeijer (naamvariant: Carel Bernardus Dankmeyer; signeerde met Ch. Dankmeijer) werd geboren in Amsterdam op 8 april 1861 en in Scheveningen overleden op 11 maart 1923.

In Amsterdam volgde hij tekenlessen bij ‘Felix Meritis’ en vertrok daarna (in 1881) naar Antwerpen, waar hij les kreeg van Ch. Verlat aan de Antwerpse Akademie. Hier behaalde hij de Prix d’èxellence. Van 1882 –1986 studeerde Dankmeijer aan de Rijks Akademie te Amsterdam o.l.v. August Allebe.

Vervolgens toog hij naar Laren waar hij onder andere van Anton Mauve de nodige adviezen kreeg. Daarnaast kreeg hij adviezen van Théophile de Bock en Charles Vervat.

Achtereenvolgens verbleef hij in Den Haag, Laren, Renkum, Leiden en Oosterbeek. Ook maakte hij diverse reizen naar Vlaanderen, Frankrijk en Italië.

Charles Dankmeijer schilderde, tekende, aquarelleerde en etste genrestukken, figuurvoorstellingen, (rivier)-landschappen, stads- en dorpsgezichten, stillevens en marines.

Hij gaf les aan Martin van Waning en Johan Vlaanderen.

Dankmeijer was lid van de Haagse Kunstkring (en oprichter).

In Oosterbeek betrok Dankmeijer in 1896 het huis ‘de Parre’ (waar voorheen Bilders woonde) aan de Benedendorpseweg. Hij was een kleine magere en bewegelijke man, met ruige wilde haren en met verf besmeurde kleding. Uit de kleuren op zijn jas kon men zijn kleurvoorkeuren afleiden. Om zich heen zag hij alles gekleurd en in beweging en deze visie op mensen, natuur en voorwerpen vond zijn weerslag in zijn vaak wild impressionistische doeken. Aanvankelijk schilderde hij in grijze tonen, later koos hij voor een sprankelende coloristische overdaad. Vormen waren voor hem minder belangrijk of werden losjes geaccentueerd, hij moest het niet hebben van expressieve kracht maar des te meer van toon en kleur. Een kenmerkende anekdote voor hem was een dialoog in een dorpskroeg waar hij een nog nat, juist gemaakt schilderij liet zien. Commentaar van de aanwezige gasten was ondubbelzinnig: ‘Hé Dankmeijer, die vrouwspersoon op het schilderij is groter dan het hele huis’, ‘Hoezo, welke vrouw?’, ‘Daaro!’, ‘O?’. ‘Dat maakt niks uit. ’t Draait om haar blauwe schort. Als jullie ze te groot vindt is ’t een klein kunstje om de kop er af te schilderen’. En met zijn vinger versmeert hij de kop met de bruine kleur van het dak.

Bij zijn overlijden wordt door zijn vriend Ben Viegers de zorg over zoon Bob overgenomen die als pleegzoon in het gezin Viegers opgroeide.

Vermeld in Scheen, Witt Checklist.